Vrienden Blijven
Leiden, maandag 19 april 2004
Lieve Liefdescursisten,
Een urgente liefdeskwestie vraagt mijn aandacht. De laatste tijd
ontvang ik veel vragen over het fenomeen van 'vrienden blijven'
nadat de romantische omgang is afgelopen. Of nu ja, afgelopen...
een van de twee heeft cru de liefde opgezegd, al dan niet onder
de dekmantel van
overleg.
En wat dan? Vrienden worden, klinkt het zalvend. Vraiment.
Eerder in de Liefdesverdriet-lessen heeft moi
deze kwestie bondig samengevat in een enkele welgekozen woorden:
zijn rozen tulpen? Neen. Daarmee was alles gezegd, maar nog niet
begrepen. Vandaar dat deze week de gruwelijke post-romantische
vriendschap aan de orde komt.
Het schijnt te bestaan, dat wil ik oprecht verklaren.
De maman van uw Liefdesdocente heeft het waargenomen, zo
verklaarde zij, maar nadere details werden helaas niet gegeven.
Het ware nuttig geweest, voor uw en moi's heil.
Zelf heb ik aan geen enkele romance die iets betekende,
een goede vriend overgehouden. Gelukkig niet! Daarvoor waren de
hartstochten te groot. Die lieten zich niet ombouwen tot een gezellige
vriendschap. Dat was een belediging geweest van de passie.
Onvermijdelijk kwamen moi en de voormalige
amant dan ook uit bij het nooit-meer-zien-model, wat eerst
pijnlijk was en vervolgens een opluchting, beide emoties even
intens. Maar in geval van werkelijke nood, zoals een lijk in de
schuur vinden of per ongeluk in het gevang raken (de volgorde
kan ook anders wezen), kunnen moi en de voormalige amant
elkaar toch te hulp roepen. Dit kan de persoonlijke liefdesillusie
van uw docente vormen, want bewezen is die nog niet.
Post-romantische vriendschap ken ik dus niet. Ik
verlang het evenmin, zoals u begrijpt. Laat een ieder een eigen
weg gaan, zeg ik lankmoedig. Dat deden ze. De ene voormalige amant
vertrok uit verlangen naar zichzelf hervinden naar het krankzinnigengesticht,
een ander verhuisde naar Nergenshuizen wat au fond op hetzelfde
neerkwam en een derde, nu ja, over het lot van sommigen kan men
alleen maar zuchten.
Mindere hartstochten dan die ik koesterde laten zich wellicht
wel transformeren tot vriendschap.Ik zal er geen kwaad woord over
zeggen
Wat is dat dan, vriendschap, mediteert moi voor zich uit.
Mij dunkt, iets kostbaars, dat niet op afspraak aangeschaft kan
worden. Het is een vorm van emotionele verbondenheid met waardering
en zorg voor elkaar. "Een vriend zien huilen kan ik niet"
zong Liesbeth List in navolging van Jacques Brel. Zo is dat.
Dat precies maakt de post-romantische vriendschap moeilijk. Daarin
zijn vaak nog tranen aanwezig, ongeschreid van oud verdriet of
van nieuw verdriet, dat ontstaat door een gevoel van teleurstelling
"maar " vrienden te moeten zijn, terwijl er zoveel meer
had gekund, droomsgewijs gesproken.
Indien een van de voormalige geliefden vriendschap
wil en de ander verlangt naar romantiek, is de post-romantische
vriendschap scheef en ongelijk. Er is dan veel, heel veel, vriendschappelijk
geduld nodig om te wachten op een toekomst waarin de balans hersteld
is. Een vriendschap die als reservemogelijkheid wordt aangeschaft
("beter dan niets") lijkt moi een doodlopend
steegje.
Is het dan onmogelijk? Dat niet.
De beste kansen heeft een post-romantische vriendschap
indien er gelijke verlangens zijn naar een vriendschappelijke
omgang, beiden het romantische verleden afgesloten hebben en er
geen restant hormonen is dat opgemaakt moet worden als de zon
eens wat warmer schijnt.
Mais... gaat in een Grand Amour de
liefde ooit over? En zou u aan een kleine liefde de voorkeur geven,
vanwege de idee later altijd nog vrienden te kunnen worden? Het
is maar wat u kiest. Alleen een klein hart kan geen grote liefde
aan.
Heel modern is de vriendschap met bonus-mogelijkheden,
welke laatste zich vooral in het lichamelijke bevinden. Men meent
niet te kunnen leven zonder de fysieke liefde en omdat de ander
nog steeds zo vertrouwd is, zet men de die activiteiten gewoon
voort. "Voor zolang", heet het.
Het is een constructie, maar niet de mijne. De grote
nadelen daarvan leg ik u volgende week uit. Op maandag 26 april
verneemt u tevens enige opmerkingen over het nut van zelfbeheersing
van moi,